Doctorandus Thijs, een jaar oud, is druk bezig met zijn promotie tot peuter. Daarvoor moet hij heel veel dingen doen. Papa’s en mama’s hand loslaten om zelf te lopen. Zijn been optillen om ergens op te klimmen. Speelgoed van de kinderstoel naar beneden laten vallen en dan nakijken. Daarnaast is hij met bekertjes bezig: groot past niet in klein. Klein past wel in groot. Zijn volwassen promotors roepen blij “Jááá!” als hij iets presteert met zijn speelgoed en worden boos als hij zijn bord omkiepert. Wat hij overigens wel weer een heel leuk geluid vindt, als het tenminste metaal of plastic is.

Midden in een druk leven, wordt Stella Ruisch voor het eerst oma. Hoe gaat een vrouw  die na bijna 30 jaar opvoeden en verzorgen, net weer geniet van een vrij bestaan daarmee om? Deze aflevering verschijnt in een serie blogs over 21ste eeuws grootmoederschap.

Baby’s beginnen op ongeveer zelfde leeftijd met imitatie

Afgelopen week kreeg ik een filmpje toegestuurd. “Thijs helpt mama dweilen! Zelfs zijn autootje moet ervoor opzij”, stond er bij als commentaar. Grappig, zo’n filmpje ontving ik ook een tijdje van mijn vriendin, wiens kleinkind een paar maanden ouder is. Kennelijk bestaat rond dezelfde leeftijd de aandrang om te gaan imiteren. Toch is imiteren niet alleen maar louter nadoen, zegt psycholoog Tim Faber en zet me daardoor tot nadenken.

Clustertje spiegelneuronen

Hij promoveerde deze maand aan de Universiteit van Amsterdam op het onderwerp imitatie. Niet onbelangrijk, want we leren ons heel leven lang dingen door ze na te doen. Onder ons schedeldak huist een clustertje spiegelneuronen, weten we sinds de jaren negentig. Die helpen ons het gedrag dat we voor ons zien, op te slaan en te herhalen.

Imitatie bij baby’s niet hetzelfde als bij volwassenen

Door het onderzoek van Tim Faber is de werking daarvan beter in context geplaatst. En wat baby’s imiteren is niet te vergelijken met volwassenen die hun haar bij de kapper óók in een kuif laten knippen. “Die spiegelneuronen activeren het opgeslagen repertoire van handelingen. En daardoor kun je herkennen dat iemand zijn hand uitsteekt. Je kan dan inschatten dat hij daarmee het kopje op tafel gaat pakken. En als iemand zijn hand naar jou uitsteekt, weet je dat hij wil handen schudden. Maar dat is dus niet alleen een letterlijke imitatie. Je leert daardoor ook aanvullend gedrag”, legt hij uit in Het Parool.

Niet de baby imiteert ons, wij imiteren de baby

Volgens Tim heeft Thijs dus bewust leren lachen doordat hij steeds de reactie van zijn ouders zag: die lachen terug. Dat was zijn eerste imitatie-les. Doordat híj werd geïmiteerd. Baby’s leren overigens pas te imiteren als ze hun eigen handen of hun eigen lach hebben gezien in de spiegel. Gelukkig oefent Thijs veel op zijn spiegelbeeld in de tuindeur, de metalen prullenbak en de zwarte geluidsbox. En kan hij het goed vinden met zijn gespiegelde ik. Nu nog leren zwaaien naar zijn ouders, vóórdat ze de hoek om zijn verdwenen.