Ik ben een ras Amsterdamse. Geboren en getogen. We kamperen meestal in Zuid-Frankrijk en als ik dan op de A2 de bocht bij Vinkeveen neem, staat hij daar aan de horizon: de Rembrandttoren! Het symbool voor Amsterdam: ik ben bijna thuis. Vroeger waren kerktorens het middelpunt van dorpen en maakten herkenbaar waar je was. Ze zijn ingehaald door wolkenkrabbers. Om die kerktorens en hun klokken blijf ik diep van binnen gelovig. Maar voor Amsterdam geldt nu dat de Oude Wester is gepasseerd door de Nieuwe. De Rembrandttoren steekt overal bovenuit.

Alle gebouwen tot dwergjes

Rembrandttoren Kees

Toen hij gebouwd werd, haatte ik hem hartgrondig. Met elke etage die erbij kwam, vloekte ik harder. Horizonvervuiling! Openluchtverpester! Als ik op het Amstelstation op de trein wachtte en het waaide, vlogen stukken plastic en papier van de bouw om mijn oren. Goddank geen bouwmaterialen! Hij maakt van alle gebouwen om zich heen dwergjes. Het Amstelstation was nu ineens een klein dorpshuisje. Voorheen de treintempel op een eigen berg en omgeven door kastanjebomen is hij nu definitief van zijn voetstuk gehaald. Eerst gebeurde dat door de Leeuwenburgh, het hoofdkantoor van de post en tegenwoordig Hogeschool van Amsterdam. Toen volgden in rap tempo de Rembrandttoren en zijn kleine broertjes de Mondriaantoren en de Breitnertoren.

Oud is mooi, nieuw is lelijk

Als kind van de jaren zestig en lid van de babyboomers klopte mijn hart niet snel voor welke wolkenkrabber dan ook. In hart en nieren conservatief wat betreft huizen en steden. Oud is mooi. Nieuw is lelijk. En dan waren wolkenkrabbers ook nog eens vaak kantoren. In mijn ogen waren dat bolwerken van saaiheid en verspilde levenstijd. In de jaren zeventig hebben we massaal afgerekend met sloop en de zo geheten city-vorming. Want die hield het afbreken van huizen en het aanleggen van snelwegen dwars door de oude stad in. De triomf van ons protest: het ging mooi niet door!
Maar nu hebben we de Zuidas. De Rembrandttoren was al een voorteken. Vandaag kan het op Amstel Drie en aan de Westelijke Houthavens niet hoog genoeg. Aan het IJ hebben we een skyline van hoge gebouwen gekregen. Godzijdank zien we boven het Centraal Station nog kerktorens vanaf het terras bij het Eye. ‘The times,  they are a changing’, zongen we met Dylan. Maar bedoelden we dit? Zijn die wolkenkrabbers de wraak van de macht op de jaren zeventig?

Rembrandttoren een baken

Maar toch vind ook ik die wolkenkrabbers nu fantastisch. Laatst was ik op een feestje, op de hoogste verdieping van een hotel in West. Het uitzicht was fraai. In de schemering lag de stad met ontstoken lichtjes aan onze voeten. Af en toe zo hoog van het uitzicht genieten, prima, maar wonen? Nooit. Voeten op de grond, liefst letterlijk, met tuin. Maar de penthouses brengen miljoenen op. Op het feestje sprak ik een spijtoptant. Van dertien hoog terug gegaan naar huis met tuin. Zie je wel!
De Rembrandttoren is ook een baken van mijn eigen buurt, Amsterdam-Oost. Waar ik ook vandaan naar huis fiets of loop, hij lijkt aan het einde van elke straat te liggen. In elk jaargetijde is hij anders. Ook bij opkomende zon en bij ondergaande zon is hij fantastisch.

 

Rembrandttoren Ilse

 

Een deel van mij

 

Ik heb hem gezien in regen, mist en sneeuw. Het mooiste zag ik hem op een nacht. Ik liep buiten. Ik zag halverwege de oprijzende toren de wassende maan. Tussen de toren en de maan het silhouet van een vliegtuig op zijn kant vliegend met de vleugels zichtbaar. Het duurde een seconde, maar staat op mijn netvlies gegrift. De Rembrandttoren is een deel van mij geworden. Hij hoort bij mij als een soort stenen wachter: hij waakt over mijn huis en buurt. Zijn ramen zijn even zovele ogen. Achter elk raam iemand die naar buiten kijkt. Naar mij kijkt? Hallo, zien jullie mij? Het uitzicht zal magnifiek zijn, maar ik ben slechts één van de krioelende mieren aan zijn voet.