Ik weet al hoe ik zal doodgaan. Mijn overlijden heeft zich al menig maal voor mijn geestesoog afgespeeld. Terwijl ik de bovenste tree van de trap afstap, probeer ik nog meer spullen in mijn hand mee te nemen. En ik houd al zoveel vast, een lege verpakking, gelezen tijdschriften, een lege koffiekop.  De volgende stap neem ik verkeerd en ik kan me met al die spullen in de hand niet tijdig vastgrijpen aan de trapleuning. Daardoor tuimel ik alle treden naar beneden en breek mijn nek. 

Het begint met onderste traptree

Een levendige (!) fantasie? Ik heb al een preview gehad op de onderste traptree. Met mijn ene gesokte voet gleed ik uit op het parket, terwijl mijn ander nog op de trap stond. Een spagaat die mij nog weken fysiek is bijgebleven.  Mijn echtgenoot heeft het jaren geleden nog bonter gemaakt door álle houten traptreden glijdend te nemen. En dat met mijn paar maanden oude jongste dochter in zijn armen. Gelukkig hield hij haar omhoog in zijn val, ten koste van gebroken ribben.

En dat is maar een kleine greep uit de voorvallen die mij een heilig ontzag voor trappen hebben bezorgd.  Of ze me nu naar de metro brengen in de Amsterdamse Ferdinand Bol, naar het Jaarbeursplein in Utrecht  of als open hoektrap in een gewone doorzonwoning naar het toilet. “Houd die trapleuning vast!” roep ik zo dwingend naar mijn kleinzoon dat hij ervan schrikt.

Trapleuning belangrijker naarmate ik ouder word

Gelukkig, vallen kinderen soepeler dan volwassenen, troostte ik mezelf lang. Totdat een vriend én ambulancechauffeur me uit die droom hielp. Trapleuningen zijn dus de laatste strohalm waaraan ik me kan vast grijpen. En naarmate ik ouder wordt, houd ik ze steviger vast. In stations kijk ik intussen jaloers naar de onbezonnenheid waarmee jongeren de trap afrennen.  

Traplopen zonder steun van leuning ondenkbaar geworden. Foto: Pasca Meier

Blij dat ik geen trap zonder leuning heb

Nee, ik heb de trapliftenleeftijd nog niet bereikt maar ik als steeds vaker stijf van de spierpijn de trap op- of afloop ben ik blij dat ik geen losse trap in mijn huis heb. Steeds vaker grijp ik verheugd naar elke houten of stalen trapleuning. En ik kan iedere leeftijdgenoot én trapbezitter alleen maar aanraden altijd te zorgen dat die stevig verankerd in de muur zit. Ik ben namelijk al de tel kwijtgeraakt van het aantal keren dat ik me -nog net- aan die trapleuning staande heb weten te houden. Omdat ik, oud maar eigenwijs genoeg,  met te veel spullen blijf haken achter de bovenste tree. En zo blijft het beeld van mijn naderend einde nauw verbonden met …. een trap.

Meer lezen van Stella Ruisch? Eerder verschenen o.a. van haar: Vitamine D met de D van doen, Wie schrijft die blijft en Het gelijk van slome hardloper.