Op de redactie van Meerdanvijftig.nl hadden we het in het kader van Internationale Vrouwendag op 8 maart jongstleden over inspirerende vrouwen. Onwillekeurig passeerde bij enkelen de gedachte: ‘Hoort mijn moeder daar ook in het rijtje thuis?’ Marlies Mielekamp vond in ieder geval van wel. Ook al ging het om kansen die haar moeder had gemist en zij als dochter niet wilde missen.

Ook al is er in hoge functies nog steeds geen gelijke verdeling van mannen en vrouwen, gelukkig maken meisjes  tegenwoordig wel net zo veel kans op vervolgonderwijs als jongens. Dat was voor mijn moeder wel anders…

Het verhaal van de schoenen

Honderd keer hoorden we als kinderen van haar het verhaal van de schoenen. Daar staan ze dan op 25 maart 1950: mijn ouders na hun burgerlijk huwelijk. ‘Kijk hem trots kijken’, zei mijn moeder altijd bij het zien van de foto’s. ‘Hij is zo blij dat hij mij gevangen heeft!’ En dan wees ze ook op haar schoenen. Honderd gulden kostten ze, bij schoenenzaak Bally; een godsvermogen in die tijd.

Ofschoon mijn moeder goed kon leren, had ze de pech dat haar lagereschooltijd eindigde in 1942, oorlogstijd. De ULO of HBS werd het dan ook niet, maar twee jaar naaischool waar ze een opleiding tot coupeuse kreeg, kon nog net. Daarna moest ze direct aan het werk: als dienstmeisje, later werd ze kindermeisje bij de familie De Vries Robbé waar ze het erg naar haar zin had. Het geld dat ze verdiende gaf ze thuis af, net als haar broers en zussen. Af en toe kreeg ze een zakcentje. En dan 100 gulden uitgeven aan schoenen van haar gespaarde geld, dat was echt te gortig vond haar moeder en er volgde daverende ruzie.

Mijn moeder als 16-jarige na de oorlog

Op de beddenrand…

Het echte, katholieke, huwelijk zou op 28 december van dat jaar volgen. Toen ze dezelfde avond naar hun bovenwoning in Arnhem Zuid vertrokken, ging meteen Piet – het kleine 7-jarige broertje van mijn vader – mee. Een moeilijk jongetje dat niet door zijn ouders kon worden opgevoed. ‘Had nou niemand kunnen bedenken dat we misschien behoefte zouden hebben aan een paar dagen alleen?’, mopperde mijn moeder vaak. Want al tien maanden later in oktober 1951 werd ik geboren. Op de beddenrand, noemden ze dat in die tijd, want seks voor het huwelijk daar was natuurlijk geen sprake van. Ook niet van voorlichting, want in oktober 1952 volgde mijn zusje en in oktober 1953 en 1955 volgden twee broertjes. Wat heeft mijn moeder het druk gehad in die tijd met maar tien katoenen luiers, weinig babykleertjes en geen wasmachine. Elke dag moet er wel een wasketel op het gas hebben staan koken.

Mooie Bally-schoenen op trouwdag veroorzaakten een ruzie.

Druk bleef het, want uiteindelijk bestond ons gezin uit 8 kinderen. Mijn moeder kreeg het gemakkelijker toen de wasmachine en andere huishoudelijke apparaten verschenen. Maar dan nog. Als we boerenkool aten, moest ze 5 kilo aardappelen schillen en drie toppen boerenkool schoonmaken. Elke dag aten we een massa verse groenten, aardappelen en een klein stukje vlees en toe een zelf gekookte pap, appelmoes of fruit. Daarmee heeft ze ons een gezonde basis meegegeven.

Meehelpen in de bieb mocht niet

Als mijn moeder maar even tijd had, las ze. Altijd was ze lid van de bibliotheek en het waren beslist geen driestuiver romannetjes die ze tot op hoge leeftijd las. Ook de krant werd van het begin tot het eind gespeld. Ze voelde zich dan ook vereerd toen ze in 1962, inmiddels waren er 6 kinderen, door de plaatselijke boekhandel werd gevraagd mee te helpen in de uitleenbibliotheek tijdens de drukke Sint- en kerstdagen. Maar daar stak mijn vader een stokje voor. Wat moesten zijn collega beroepsmilitairen wel niet denken? Dat hij niet genoeg verdiende om zijn gezin te onderhouden? Dat ging dus niet door…

Vreemde jaloezie

Toen mijn vader al jong stierf, heeft ze het nog wel even geprobeerd te werken. Ze kreeg een baantje in de keuken van het bejaardenhuis en hielp bij een particulier verzorgingshuis. Toch bleef het haar steken dat ze nooit een opleiding had gehad. Maatschappelijk werkster had ze willen worden, vertelde ze altijd. Dat had ze makkelijk gekund, want bij quizzen op tv en bij spelletjes als triviant en scrabble won ze tot haar grote trots altijd van iedereen in ons gezin!

Later vertaalde die gemiste kans zich soms in een soort vreemde jaloezie: toen ik ooit in ons nieuwe huis de werkkamer van mijn man, maar ook die van mij liet zien, mopperde ze: “Je had er beter een kamer om te strijken van kunnen maken.” Daarmee doelde ze op het ontbreken van het ‘huishoud’gen bij haar dochters. Terwijl zijn veel van onze kleren zelf maakte. Ondanks ons grote gezin was het ook altijd spic en span bij ons thuis.

Eerst was ik verontwaardigd over haar opmerking want eigenlijk had ik die werkkamer als freelancejournalist meer nodig dan mijn man waarvan ze het wel logisch vond dat hij die plek had. Maar nu begrijp ik het eigenlijk wel: het moet vreselijk zijn geweest te weten dat je net als je dochters ook had kunnen studeren en werken maar nooit de kans hebt gehad…

Marlies Mielekamp schreef eerder over de mantelzorg voor haar inmiddels overleden moeder maar ook over haar leven als gepensioneerde. Ze besteedde zelfs een serie aan mensen die actief blijven na hun pensioen.