Daar zit-ie, zomaar op het dak van het schuurtje bij de buren: een puttertje! Het vogeltje van het beroemde schilderij van Carel Fabritius in het Mauritshuis, dat een aantal jaren opnieuw in de belangstelling stond door de bestseller van schrijver Donna Tartt.  Zwart-geel met de opvallend rode ring rond zijn snaveltje. Terwijl ik telefonerend uit het raam van mijn werkkamer sta te kijken, landt het zomaar in mijn blikveld. Ik onderbreek het gesprek en roep spontaan: “Zo mooi!” Gelukkig snapt mijn gesprekspartner me helemaal. Dat is mijn jongste dochter en we zijn allebei  -amateur- vogelaars geworden.

Zo’n mooi vogeltje in stadswijk: het puttertje. Foto: Pixabay/splongo.

Trekpleister voor vogelaars

Een van de weinig mooie herinneringen aan deze coronaweken is het fietstochtje dat ik dit voorjaar ’s morgens met haar maakte naar het Landje van Geijsel, vlak naast de A9 bij Ouderkerk aan de Amstel. Een onlangs aangekocht gebied van Landschap Noord-Holland en onder vogelaars inmiddels bekend als ‘Bullewijk International Airport’, vanwege de vele, soms zeldzame, vogels die hier een tussenstop maken. En zo als wij zijn er meer Nederlanders die door de verkeersstilte plotseling oor en oog hebben gekregen voor de natuur om ons heen. En dan met name de vogels.

De liefde startte met duiven

“Vliegende ratten”, was de weinig vleiende naam die mijn vader aan de duiven in de Amsterdamse binnenstad gaf. Maar inmiddels weet ik dat de duiven in mijn stadstuin geen stads- maar houtduiven zijn. En die hele kleine grijze met een smalle zwarte band in de nek zijn Turkse tortels. Een mooie naam, die bij mij herinneringen oproept aan de torteltuin uit Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Schmidt. En juist met duiven is mijn liefde voor het kijken naar vogels begonnen.

Turkse tortels. Foto: Pixabay/Fundacja Poblize

Turend naar roofduif

Eind vorige eeuw hield ik met een vakantie impulsaankoop in de hand; een verrekijker, ons hele gezin op de fiets staande in de Achterhoek. Overtuigd dat ik een roofvogel spotte. Terwijl iedereen wachtte en ik scherpstelde, bleek het een ‘gewone’ duif te zijn. Waardoor ik nog lang daarna bij elke vogel die ik meende te zien als reactie ‘Zeker een roofduif’ oogstte. Toen we jaren later een reis met het gezin door Zuid-Afrika reisden en de gids informeerde wat we graag zouden willen zien in het Kruger Park, antwoordde iedereen ‘The Big Five, natuurlijk’ en keek verstoord toen ik eraan toevoegde ‘maar ook vogels’. Daardoor kreeg de roofduif een Afrikaanse variant en werd er bij elke gevleugelde passant plagerig geroepen: “Kijk mam, een Europese scharrelaar!”

Europese scharrelaar.

Ara’s en toekans

Mijn jongste dochter schiep er het meeste plezier in me te plagen. Dus groot is nu de genoegdoening dat ze zelf in het buitenland ‘birdwatching’ heeft ontdekt. De ommekeer kwam voor haar toen boven de Kabalebo-rivier in Suriname een paar prachtig gekleurde Ara’s overvlogen en door de verrekijker hoog in de bomen langs de jungleweg felgekleurde toekans waren te zien. De Nederlandse achtertuin biedt die veelkleurigheid niet maar op bezoek rent ze even enthousiast naar het raam dat er uitzicht op biedt: “Kijk, een koolmeesje!”.  

Als vogelaar ontdek je verschil in ‘gewone vogels’

‘Er zijn meer dingen tussen hemel en aarde’ liet Shakespeare zijn hoofdrolspeler Hamlet al zeggen. En het is leuk om die te leren kennen, ontdekken steeds meer mensen buiten mijn dochter. Al zijn het maar ‘gewone vogels’ zoals duiven, mussen en meesjes die onze stadse wereld bevolken. En sinds afgelopen week hoort daar nu ook het puttertje bij.

Meer lezen over de natuur? Lees dan ook:

Openingsfoto: ©Kees Rooze